Minimaal een keer per seizoen verschijnt er een gedicht van Hessel de Ree. Hessel is de molenaar van de voorste molen te Hellouw.
Cumulus humilis
Terwijl het wiekenkruis de zon in schijfjes snijdt
Wiegt de trap in een cadans van zestig enden
Kolkt water bruisend door de wachtdeur
Tussen de wolken lees ik steeds de hemel weer
De weersverwachting is toekomst
De wind van vandaag een groet
Alles is, en alles dat is goed
Molen in de morgen
Zo imponeert zij mij het meest
In schemer duister
Ik hoor het knerpend kermen van de vang
Een bui ophanden
Het wordt bijna dag
Een koppel duiven vliegt fladderend op
Het onnoembare krijgt een glimlach
Tango
Noordwesten wind, de ongenode
Danst een wilde tango met het wiekenkruis
Tuimelend en tastbaar ongeremd
Tandwielen knerpen in het bovenhuis
Ik hoor het kraken van het eeuwenoude hout
Een regenbui roffelt op de molen
klaterend en koud
De enden hollen dat ze hijgen
Dan ruimt de wind en veegt de hemel schoon
De furie gaat over in een dul andante
Een schuifelen haast
De adem klinkt alweer gewoon
Hier past eerbiedig zwijgen
Bij het zien van zoveel onafscheidelijkheid
Tussen de ruige elementen
En menselijke vernuftigheid